Hoe het verder ging, na de rondleiding in mijn wereldje.
Herinneren jullie deze intro nog?
Ik gaf toen een rondleiding in mijn wereldje
Stel je eens voor;
Het is een maanloze nacht, zo’n nacht waar zelfs van de sterren geen spoor te bekennen is.
Je ziet letterlijk en figuurlijk geen hand voor ogen, dus besluit je op de tast en blindelings met je handen voor je uit, je weg te vinden.
Waar je bent, geen idee, hoe je hier terecht bent gekomen? Joost mag het weten, hoe en of je hier ooit weg komt? Is een nog groter raadsel.
Het angstaanjagende gehuil van wolven klinkt in de verte. Lijkt het maar zo of wordt het gejank steeds luider? Alsof het dichterbij komt.
Een onheilspellend gevoel van bekeken te worden van alle kanten bekruipt je langzaam.
Bij ieder geluidje, elke tak die kraakt, sta je stokstijf stil. Hoorde je daar nu iets, of verbeeldde je het je maar? Het lijkt wel of je gesnuif hoorde vlak achter je.
Plots hoor je voetstappen dichterbij komen. In de verte zie je een lichtje dichterbij komen. Of is het je verbeelding die met je aan de haal gaat? Nee, het is echt een lichtje. Verrassend snel komt het lichtje dichterbij.
‘Ik had toch hier met ze afgesproken, waar zijn ze?’ Hoor je iemand zeggen.’Oh daar zijn jullie.’
Vanuit het niets verschijnt er iemand voor je.
In het schijnsel van de lantaarn kan je nog net de contouren en schaduwen van een gezicht zien, diep verborgen in een enorme kap en mantel.
Maar hoe ging het verder?
Oef, mijn hoofd bonkt nog van gisteravond. Het liefste wil ik nu nog in bed liggen, maar ik heb een afspraak met vrienden. Dus ik sleur mezelf uit bed en trek een simpele japon aan. Snel schiet ik in mijn zwarte leren laarsjes en trek een cape aan.
Op mijn tenen sluip ik mijn slaapvertrek uit en door de deur naar buiten.
Buiten is het nog rustig en stil, iedereen en alles is hun roes van Halloween nog aan het uitslapen. De eerste stralen van de volle supermaan zetten alles al in een helder, wit licht, zodat ik mijn weg moeiteloos kan vinden.
De gure herfstwind blaast alle dorre bladeren, als een mini tornado, in een spiraal omhoog voor ze weer neerdwarrelen langs mijn voeten.
Op de afgesproken plek, vlak bij de poorten van het rijk, sta ik stil en kijk ongeduldig om me heen.
Dan zie ik in de verte een paar schimmen staan.
Krachtig zet ik me af en race zo snel als de wind in hun richting. Vlakbij de schimmen sta ik stil. Even tuur ik en check voor de zekerheid of het geen gure schimmen zijn, maar de vertrouwde gloed van stervelingen en de geur van bloed vertellen me dat het goed zit, als ik de stemmen herken, weet ik het zeker en stap op ze af.
‘Aha, daar zijn jullie, kom snel en volg me, maar wees stil want iedereen en alles slaapt nog,’ fluister ik.
‘Waar is Legio?’ Verward kijken een paar genodigden om zich heen.
‘Legio? ‘Oh, die had mij gevraagd jullie op te vangen en voor te gaan, ze wacht ons op in het paleis.’
Met een geheimzinnig gebaar, open ik de poorten van het rijk.
Het is de avond na Halloween en de lucht is gevuld met een geheimzinnig nevel, dat de wereld een magische glans geeft. Het is Allerheiligen, een dag & nacht van eerbetoon en herinnering. Sporen van de nacht ervoor zijn nog steeds zichtbaar in de versieringen die de stad sieren — pompoenen met glimlachjes en kaarslicht dat flikkert als de herinneringen aan verloren zielen.
Behoedzaam ga ik voor door de schaduwrijke straten van het rijk. Het koninkrijk dat zo intrigerend en tegelijkertijd angstaanjagend de allereerste keer dat jullie hier waren, voelt nu hopelijk al bijna als vertrouwd. De geur van versgebakken brood en zoete lekkernijen hangt in de lucht. Dit is een dag & nacht van feesten en verenigen, waarop het leven wordt gevierd, zelfs in de schaduw van de dood.
Bij het paleis aangekomen, duw ik de poorten met een krachtige zet open. De vreugdevolle lach van kinderen weerklinkt in de lucht, gemixt met het zachte gefluister van de volwassenen die elkaar verhalen vertellen over de overledenen die ze herkenden in de sterren. We worden verwelkomd door de stralende ‘Legio’, die er nog majestueuzer uitziet. Haar ogen glinsteren als saffieren en er zit een sprankeling van trots in haar blik. Redmond en Filippo houden een scherp oogje in het zeil, terwijl ze zich afzijdig houden en een gepaste afstand houden. Met een hand op hun zwaard geven ze een duidelijke waarschuwing af; een verkeerde zet en je bent er geweest! Maar ik ken ze goed genoeg om te weten dat het enkel een waarschuwing is.
Eerbiedig doe ik een stap opzij en wacht bij de deuropening, tot ‘Legio’ me een seintje geeft.
“Welkom, mijn vrienden!” zegt ze met een warme glimlach. “Vandaag vieren we leven en dood. Maar meer dan dat, we vieren de komst van ons wondertje”
“Is het waar? Hebben jullie hem eindelijk verwelkomd?” klinkt er nieuwsgierig en opgewonden.
‘Legio’ knikt geheimzinnig, en wijs met een uitnodigend gebaar naar de binnenste kamers. De trotse kroonprins zit al op zijn eigen troon, al is het een kindertroon, omringd door Wolf, Dot & Royal, die trouw de wacht houden. Zodra we binnenkomen staan ze op en vormen een barrière tussen de kroonprins en ons om hem te beschermen. Als ze mij zien, maken ze al kwispelend een sprintje naar me.
“Raoul wees zo beleefd en groet onze gasten,” zegt ‘Legio’ op strenge toon.
Soepel springt Raoul van zijn troontje en loopt op ons af.
Ook al heb ik hem duizend keer gezien, als trouwe dienaar en vertrouweling van ‘Legio’, toch verbaast het me iedere keer hoe duidelijk hij het postuur van een wolf heeft; krachtig en sterk als een bodybuilder, maar ook de duidelijke kenmerken van een vampier, door onder andere zijn snelheid en souplesse.
Zijn bruine ogen met hun kenmerkende groene flikkering staan brutaal.
Sierlijk maakt hij een buiging.
‘Geëerde gasten, wees welkom hier,’ zegt hij op overdreven deftige toon.
Een speelse glimlach krinkelt zijn neus en mondhoeken.
‘Schei uit!’ ‘Legio’ komt fel uit de hoek als ze Raoul toespreekt.
‘Sorry mama. We hebben een verrassing voor jullie.’
‘Legio’ geeft me een knikje en ik ga voor door een tussendeur naar een andere ruimte.
Daar, in een prachtige kamer vol met bloemen en kaarsen, ligt de kleine prinses gewikkeld in een flonkerende deken. Chen, nu volledig in zijn rol als Kui Mulang, staat trots aan haar zijde. ‘Legio’ loopt trots naar de wieg en haalt de kleine prinses eruit. De opmerkelijke transformatie van Chen naar half vampier- half wolf Kui Mulang is zichtbaar in de krachtige manier waarop hij naast ‘Legio’ staat, een trouwe beschermer van hun nieuwe leven.
Met groot genoegen zie ik hoe onze gasten vol ongeloof naar de kleine prinses staren.
‘M..m..maar..,’ wordt er gestameld.
“Elyka,” stelt Kui Mulang haar voor met een zachte, bijna eerbiedige stem. “Haar naam betekent ‘eeuwige heerser,’ en dat is precies wat we hopen dat zij zal zijn — niet alleen fysiek, maar ook in geest en ziel.”
Eerbiedig en vol bewondering maken sommige gasten een kniebuiging naar de koninklijke familie.
Zachtjes en uiterst voorzichtig overhandigt ‘Legio’ Elyka aan, daar ligt ze dan in je armen. Je knielt neer om de baby van dichtbij te bekijken. Haar kleine handjes zijn perfect en haar gezichtje straalt een onschuld uit die zelfs de meest duistere schaduwen kan verlichten. Voor een moment is er alleen maar stilte, een vredige overeenkomst dat het leven altijd zal zegevieren, zelfs in de meest ingewikkelde omstandigheden.
Allerzielen is niet slechts een dag & nacht om verloren zielen te eren, maar ook een dag om te vieren dat het leven doorgaat.
Met deze gedachte wendt je je tot de vensterbank, waar de maan net boven de horizon komt. Licht weerkaatst op de bloemen, en je weet dat deze nacht een begin is. Een begin voor Elyka en voor alle nieuwe verhalen die nog verteld moeten worden.
Plots wordt de serene rust verstoord door een ijselijke gil.
Geschrokken kijken we op. Meteen springt Kui Mulang in zijn beschermde rol en neemt Elyka over. Zowel Kui Mulang als ‘Legio’ nemen een verdedigende houding aan. Ze lijken wel meters te groeien in zowel hoogte als breedte als ze transformeren in hun nachtelijke vorm van half vampier half wolf. Meteen komen er meer lijfwachters aanrennen.
Ondanks alle paniek blijf ik rustig en kalm. De zilverkleurige vertakkingen in mijn nek en hals groeien van minuscule en bijna onzichtbare lijntjes uit naar lijnen zo dik als mijn halsslagaders en lopen door naar mijn slapen. Zonder het te zien weet ik wat er verder met me gebeurd, maar ik schenk en weinig aandacht aan, als ik de kap nog verder over mijn ogen trek. Mijn ogen zijn zo felblauw geworden dat ze een blauwe gloed afgeven. Mijn transformatie is nu niet van belang en ik weet dat ik een ijzeren wilskracht en zelfbeheersing heb en dus geen gevaar vorm voor stervelingen.
‘Laat de kinderen en gasten maar aan mij over Uwe Majesteiten,’ fluister ik met een grommende toon.
Kui Mulang overhandigt mij Elyka en ik pak Raoul bij zijn handje. ‘Volg mij!’ Gebied ik onze gasten.
Ondanks de schemer en duisternis kan ik moeiteloos mijn weg vinden en elk obstakel zie ik haarscherp. Zo stil als een muis glijden we door talloze gangen tot we bij een beveiligde deur komen.
Drie keer klop ik aan en een wachter doet open.
Ik overhandig de kinderen aan een bediende en sluit de deur, ondertussen is er geen woord gesproken.
‘Wacht hier!”
Binnen no time verdwijn ik weer en een tel later ben ik weer terug. ‘De kust is weer veilig om terug te gaan, maar jullie moeten ten aller tijden bij mij blijven en niet dwalen!”
De wachter geef ik de opdracht om de wacht te houden tot Kui Mulang de kinderen weer op komt halen.
Ik ga onze gasten weer voor door de schemerige hallen en gangen tot we weer bij de kinderkamer van Raoul zijn.
In een hoekje zit een jongeman met kroeskrullen, het is Noah. Zijn camera ligt met kapotte lens op de vloer naast hem. Nog voor hij het met zijn hand kan bedekken zie ik twee kleine gaatjes in zijn nek.
Aan de andere kant van de kamer staat Filippo, hij staart met een verwilderde blik om zich heen, een druppel bloed hangt nog in zijn mondhoek.
Redmond staat tussen hen in met twee andere lijfwachten, als een barrière.
Dot, Royal en Wolf krommen hun rug en laten grommend hun tanden zien naar Filippo.
Zonder een woord weet ik wat er is gebeurd.
Gespannen kijk ik van de ene naar de andere hoek en dan naar het koninklijk/keizerlijk paar.
Meteen daarna ga ik over op handelen.
‘Het spijt me, maar ik zal jullie weer terug naar jullie wereld moeten brengen, het is nu niet veilig om hier te zijn.’ Zonder verder een woord te zeggen ga ik de gasten voor terug naar de poort van het rijk.
Ook de gasten spreken verder geen woord, sommige zien nog bleker dan de lijken in de graven op de begraafplaats, andere trillen als de herfstbladeren in de wind.
Haast is nu geboden en mijn hulp is nodig bij deze noodsituatie dus ik begeleid onze gasten zo snel mogelijk door de poort en prevel een paar woorden, terwijl ik een geheimzinnig gebaar maak. Nog voor onze gasten weer verdwijnen naar hun eigen wereld, beloof ik ze nog even
snel dat we het een andere keer afmaken.